Programma Viola for Breakfast
Franz Schubert (1797-1828)
Arpeggione-sonate D821
Takehiro Konoe | altviool
Nathalia Milstein | piano
Sommige nieuwe instrumenten zoals de saxofoon veranderden de muziekgeschiedenis voorgoed. Andere… laten we zeggen: geniaal idee, maar geen hoofdprijs. Een inmiddels niet meer klinkend voorbeeld is de arpeggione, een soort revival van de barokke viola da gamba met zes snaren gestemd als een gitaar, tegelijk in Wenen en Budapest uitgevonden in 1823 onder de noemer ‘strijkgitaar’ of zelfs, poëtisch, ‘guitarre d’amour’. Door zijn bouw kon je op de arpeggione gemakkelijk om tertsenloopjes, dubbelgrepen en arpeggio’s spelen, kort samengevat: verschillende noten tegelijk, technieken die op traditionele strijkinstrumenten soms een worsteling kunnen zijn. Maar op het dichtbevolkte kerkhof van de vergeten instrumenten had de arpeggione ten minste nog Schubert die, geïnspireerd door het extra gemak, al in 1824 een kleurrijke sonate schreef vol sprongen, loopjes en pizzicati, een werk dat bij gebrek aan werkende arpeggiones ironisch genoeg is omarmd door moderne cellisten en altviolisten op zoek naar een uitdaging.
De sonate opent met een thema zo lyrisch en Schubertiaans dat iedereen het al denkt te kennen, zelfs wie het nog niet eerder hoorde. Een tweede thema in majeur zorgt voor een dynamisch contrast met Schuberts onvermijdelijke melancholie. Het Adagio is een onvervalst lied, somber maar glanzend, waarin de piano zich beperkt tot een begeleidende rol. Vanuit die duisternis slaat de solist met een vrije cadens een brug naar het slotdeel in de vorm van een rondo, waarin Schuberts liefde voor volksmuziek de kop opsteekt.